Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF8137

Datum uitspraak2008-10-06
Datum gepubliceerd2008-10-14
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/7038 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen beroep kan worden ingesteld tegen het bestreden besluit nu betrokkene niet werkzaam is binnen het gezagsbereik van de minister. Bezwaar terecht niet-ontvankelijk. Strijd met art. 10:3 Awb, rechtsgevolgen terecht in stand gelaten door de rechtbank.


Uitspraak

07/7038 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 22 november 2007, 07/6304 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Minister van Justitie (hierna: minister) Datum uitspraak: 6 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP In een reactie op een daartoe strekkend verzoek heeft de directeur Rechtsbestel appellant bij brief van 21 mei 2007 namens de minister meegedeeld dat aan Hare Majesteit de Koningin geen voordracht zal worden gedaan om hem te benoemen tot gerechtsauditeur bij de Centrale Raad van Beroep. Bij het bestreden besluit van 16 augustus 2007 heeft de directeur Rechtsbestel het door appellant daartegen gemaakte bezwaar namens de minister niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat de brief van 21 mei 2007 geen besluit inhoudt. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechts-gevolgen van dat vernietigde besluit in stand blijven. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2008, waar appellant in persoon is verschenen. De minister is, zoals eerder aangekondigd, niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1. Appellant betoogt in hoger beroep dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit van 16 augustus 2007 onbevoegd is genomen. Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte toepassing gegeven aan artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aldus appellant. Volgens appellant volgt uit het in de Awb verankerde stelsel van rechtsbescherming dat slechts bij een bevoegd genomen besluit kan worden beslist op een bezwaarschrift. 2. Vaststaat dat het bestreden besluit in strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Awb namens de minister in mandaat is genomen door de ambtenaar die ook het primaire besluit heeft genomen. Hieruit volgt dat de rechtbank het bestreden besluit terecht, zij het op andere gronden, heeft vernietigd. 2.1. De rechtbank heeft voorts met juistheid overwogen dat gelet op artikel 8:4, aanhef en onder d, van de Awb, geen beroep kan worden ingesteld tegen het bestreden besluit nu appellant niet werkzaam is binnen het gezagsbereik van de minister. Derhalve kon, gelet op artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, geen bezwaar worden gemaakt tegen het besluit van 21 mei 2007. De rechtbank heeft mitsdien terecht geconcludeerd dat het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk is. 2.2. Voor zover appellant betoogt dat artikel 8:4, aanhef en onder d, van de Awb in strijd is met verdragsrechtelijke non-discriminatiebepalingen en daarmee onverbindend is, volstaat de Raad met verwijzing naar zijn uitspraak van heden op het hoger beroep van appellant in de zaak met nummer 07/6033 AW, waarin de Raad dat betoog uitdrukkelijk heeft verworpen. 2.3. Nu op het door appellant gemaakte bezwaar geen ander besluit mogelijk was dan niet-ontvankelijkverklaring ervan, kan niet worden ingezien dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit niet in stand heeft kunnen laten. Het betoog van appellant dat hij belang heeft bij een bevoegdelijk genomen besluit op bezwaar omdat de minister na kennisneming van het bezwaar mogelijk tot het doen van een voordracht zou willen overgaan, ziet eraan voorbij dat de hiervoor in 2.1 genoemde bepalingen geen ruimte bieden voor een besluit op bezwaar van die strekking. 3. Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak, met enige verbetering van gronden, moet worden bevestigd. 4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door D.A.C. Slump als voorzitter en H.G. Lubberdink en A.W.M. Bijloos als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2008. (get.) D.A.C. Slump. (get.) P.W.J. Hospel. HD 26.09